Deel 1: het verbruik per Nederlander per dag
22 maart 2011 Mark van Baal
Technisch Weekblad is in een veertiendelige tweewekelijkse serie op zoek naar de technische haalbaarheid van een duurzame energievoorziening in Nederland. Reageren kan via energieserie@technischweekblad.nl of via Twitter (@twdigitaal)
Wie over energieverbruik praat, praat over ongrijpbaar grote getallen. Bij bijvoorbeeld een groot oppervlak kun je nog zeggen hoeveel voetbalvelden of provincies het beslaat, maar een grote hoeveelheid energie laat zich moeilijk visualiseren. Je kunt weliswaar schrijven hoeveel huishoudens ze van elektriciteit kan voorzien, maar dan ziet de lezer nog steeds weinig voor zich. Bovendien begint dan de spraakverwarring: gaat het nu om energie of elektriciteit? Ook andere vergelijkingen (‘het geeft dezelfde koolstofdioxide-uitstoot als tienduizend vrachtautoritten van Den Haag tot aan de toren van Pisa’) bieden weinig soelaas. De lezer ziet misschien een ellenlang konvooi vrachtauto’s aan zich voorbij trekken, maar geen wolk koolstofdioxide, laat staan een hoeveelheid energie. Het enige dat dit soort vergelijkingen bij de lezer bewerkstelligen, is het besef dat het inderdaad om hele grote getallen gaat. In deze eerste aflevering van een veertiendelige serie gaan we proberen de energie die Nederland nodig heeft, behapbaar te maken. We ontkomen er niet aan om met het grootste getal te beginnen: volgens het Centraal Bureau van de Statistiek verbruikte Nederland 4.008 petajoule (1015 Joule) energie in 2009. De helft van onze energie is afkomstig van aardolie, 37% van aardgas en 8% van steenkool. De resterende 5% bestaat onder andere uit energie van kerncentrale Borssele, geïmporteerde elektriciteit, biomassa, energie van vuilverbrandingsovens en duurzame elektriciteit uit windturbines en zonnepanelen. Het aandeel elektriciteit lijkt veel te laag, maar dat komt doordat de meeste stroom in centrales wordt geproduceerd uit aardgas en kolen. Een laatste vereenvoudiging in deze exercitie is dat we alle energiedragers op één hoop gooien. We maken ons dus niet druk over het feit dat er geen benzine in een waterkoker of elektriciteit in een auto kan. Het gaat ons puur om de hoeveelheid energie en de vraag: kunnen we die duurzaam opwekken? We zouden deze hoeveelheid energie nooit zelf, per persoon, kunnen produceren. Een mens is grofweg een kachel van 100 W en een machine van 100 W. Uiteraard kunnen we tijdelijk een veel groter vermogen leveren – wielrenner Lance Armstrong trapte bergopwaarts met een vermogen van 500 W – maar 100 W is continu vol te houden. Een mens kan in een achturige werkdag dus bijna een kilowattuur genereren. Om de dagelijkse behoefte van 185 kWh voor één persoon te genereren, moeten we 231 mensen een werkdag op een hometrainer zetten. Duidelijk is direct dat het huishoudelijk verbruik, gemiddeld 3.500 kWh per huishouden per jaar, wat resulteert in 4 kWh per persoon per jaar, slechts een fractie is van het totaal. De miljoen Nederlanders die het windturbinepark ten noorden van Urk gaat voorzien van elektriciteit, klinkt dan opeens een stuk minder indrukwekkend. In de komende afleveringen gaan we op een realistische manier bekijken in hoeverre we een kolom van 185 kWh/p/d hoog kunnen vullen met grootschalige inzet van duurzame energie. De grootte van iedere bijdrage is het antwoord op de vraag: ‘Hoeveel kilowatturen per persoon per dag levert grootschalige inzet van deze duurzame bron op?’ Volgende aflevering: windturbines op land
|